Door: Charlotte de Beus
Sinds drie jaar huist het stadsmuseum van Rotterdam in een door Rem Koolhaas ontworpen multifunctioneel gebouw aan de Rodezand. Het modern ogende pand met veel glas en grijze vlakken valt op tussen de andere gebouwen. Met een druk op de blauwverlichte knop openen zich de hoge futuristische schuifdeuren en worden museumbezoekers verwelkomt in Museum Rotterdam.
Het museum heeft de begane grond voor zich alleen, op de andere verdiepingen huizen kantoren en appartementen. Via slimme constructies is de grote ruimte opgedeeld in verschillende hoeken met uiteenlopende tentoonstellingen. Hoge schotten creëren een eerste kleine en knusse tentoonstellingsruimte, de Rodezandzaal, waar op dit moment een tentoonstelling loopt met een minder knus thema: de heroïne-epidemie in Rotterdam. De expositie Van Perron Nul tot nu, nog t/m 21 april te zien in Museum Rotterdam, toont een intiem overzicht van heroïnegebruik in de stad, toen en nu, en geeft een gezicht aan de verslaafden.
De directe aanleiding van de tentoonstelling ligt bij de Pauluskerk, sinds kort bestempeld als ‘Echt Rotterdams Erfgoed' (ERE), en haar maatschappelijke betrokkenheid. Binnen het ERE-project zet Museum Rotterdam immaterieel erfgoed in de schijnwerpers dat een belangrijke rol speelt of heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de stad. Ter gelegenheid van deze benoeming is het museum in de geschiedenis gedoken van de Pauluskerk en Perron Nul, het opvangcentrum voor heroïneverslaafden dat dominee Hans Visser in 1987 oprichtte om de stad leefbaarder te maken.
Bij de opening van Perron Nul is het heroïneprobleem in de stad groot. Verslaafden houden zich vooral op rond de Kruiskade en het Centraal station, maar de overlast waaiert uit over de gehele stad. Er komt een stroom aan drugtoerisme op gang en criminaliteit en prostitutie maken sommige plekken in de stad onleefbaar. De Pauluskerk creëert met oog op het welzijn van de verslaafden én dat van de andere inwoners van de stad een plek waar de verslaafden op een gecontroleerde manier kunnen gebruiken, en het liefst ook kunnen afkicken: pal naast het Centraal Station -vandaar de naam- komt Perron Nul.
Met behulp van bondige maar toch diepgaande informatieborden en vooral met veel videomateriaal vertelt Van Perron Nul tot nu het verhaal van het initiatief van de Pauluskerk. Centraal staan de gebruikers en hun stem, maar bijvoorbeeld ook dominee Visser en verschillende Rotterdamse burgemeesters komen aan het woord. Met de enkele objecten die bewaard gebleven zijn -de meeste zijn verloren gegaan in de treurige geschiedenis van drugsgebruik en rondzwervingen op straat- wordt het verhaal extra concreet gemaakt. Te zien zijn bijvoorbeeld een machine waarmee methadon, de medische variant van heroïne, is uitgegeven en een koffer waarin dit medicijn vervoerd werd. Om de attributen de juiste sfeer mee te geven, zijn de vitrines afgeplakt met aluminiumfolie. Op deze manier wordt via verschillende kanalen ingegaan op de start van Perron Nul, de uiteindelijke escalatie van dit initiatief en haar hedendaagse sociale opvolgers.
Op de dinsdagochtend dat ik de tentoonstelling bezoek is de kleine ruimte druk bezocht. Langs de schotten loopt een publiek dat hardop praat over de expositie. Er ontstaat zo een wat luidruchtige, stadse sfeer die past bij de tentoonstelling. Van Perron Nul levert voor veel bezoekers punten van herkenning op en nodigt uit om te reageren. Vooral de videofragmenten waarin verslaafden aan het woord zijn ontroeren.
Tussen het publiek loopt ook de conservator van de tentoonstelling, Liesbeth van der Zeeuw, die uitgebreid vertelt hoe zij het samenstellen van Van Perron Nul tot nu heeft ervaren. Het maken van de tentoonstelling heeft haar met andere ogen naar deze treurige geschiedenis van drugsverslaving laten kijken. Haar herinnering aan de periode van Perron Nul, die met name bestond uit de herinnering aan de eeuwig gestolen fiets en beelden van verslaafden met pakken vanillevla, heeft nu een menselijker gezicht gekregen. De tentoonstelling dwingt tot stilstaan en meeleven, in plaats van langslopen en de ogen sluiten.
Het meest intrigerende item uit de tentoonstelling is voor Van der Zeeuw dan ook een zwart-wit portret van Nico Adriaans, wie Van der Zeeuw met Van Perron Nul tot nu uit de vergetelheid heeft willen halen. Hoewel Nico Ardriaans, heroïnegebruiker en oprichter van De Junkiebond die pleitte voor een humanere benadering van verslaafden, doorleeft in de naam van de huidige Nico Ardriaans Stichting, wordt deze inspirerende figuur vaak vergeten. De Stichting wordt altijd afgekort als ‘De NAS’ en de geschiedenis van de heroïnegebruiker wordt niet vaak meer verteld.
Dit terwijl het een geschiedenis is die eigenlijk nog heel vers is en die vandaag de dag nog doorleeft. Ook daar besteedt Van Perron Nul tot nu aandacht aan. Er wordt verteld hoe Perron Nul na een periode van escalatie en overlast wordt gesloten, hoe de stad dan volloopt met duizenden heroïnegebruikers, en hoe zij vervolgens weer leefbaar wordt gemaakt door de nieuwe vorm van stadsbeleid die Rotterdam vanaf 2006 voert. Vanaf 2006 gaat men, dankzij de inzichten die Perron Nul en De Junkiebond gegeven hebben, een humaan beleid voeren dat verslaafden niet langer benadert als criminelen maar als patiënten. Na enkele jaren is er een dak boven het hoofd en vaak ook een dagbesteding voor alle gebruikers, en is het heroïne- en cocaïnegebruik bovendien sterk gedaald.
Voor alle gebruikers die nog leven tenminste. Want de heroïne-epidemie heeft ook haar dodelijke sporen achtergelaten. Dit geldt ook voor de in 1995 overleden Nico Adriaans, diegene die in de video’s passievol spreekt over een verandering in het beleid. Een switch die er is gekomen, maar waar wel een generatie voor overheen is moeten gaan. Van Perron Nul tot nu geeft zo dus niet alleen een overzicht van de ontwikkeling van de heroïne-epidemie en het Rotterdamse stadsbeleid, maar toont vooral ook de drastische gevolgen van het drugsgebruik.
Een boodschap die in schril contrast staat, vertelt Van der Zeeuw, met de andere tentoonstelling die op dit moment te zien is in het Rotterdam Museum: Party People. Een tentoonstelling over verschillende generaties uitgaanscultuur in Rotterdam, spetterend, kleurrijk en feestelijk. Maar ook daar, zo benadrukt Van der Zeeuw, mogen de drugs en hun impact niet vergeten worden.