Mabon/Van den Broek en Bakema, ‘Een nieuw stadhuis voor ’s-Gravenhage’, 1986. Collectie René Vlaanderen, Den Haag
Impressie van J.F. Staals Bijenkorf bij nacht, 1923. Collectie Nieuwe Instituut
Ontwerp-'Koningin-Julianaplein'-(beter-bekend-als-de-M),-Office-for-Metropolitan-Architecture,-2008-2010.-Copyright-OMA

Imaginair 070

Nooit gebouwd Den Haag
Haags Historisch Museum, Den Haag
16 november 2019 - 22 maart 2020
Door: Marjolein Klein Nagelvoort

De stad bestaat voornamelijk uit gebouwen. Grote gebouwen die al van veraf hun plek in de stad opeisen. Op een enkele valt ons oog, maar we duiken het liefst meteen de winkels in. Ik althans wel. Ik heb nooit specifiek nagedacht over hóe een winkel, bibliotheek of café eruitziet, de inhoud trok me aan, of dat deed het niet.

Tijdens de tentoonstelling Nooit Gebouwd Den Haag word ik aan het denken gezet. Ik zie de maquettes en tekeningen al als echte kunstwerken in de stad flaneren. Netjes geëxposeerd, genummerd en verdeeld over drie zalen, bekijk ik de voorstellen die ooit eens met overtuiging werden gemaakt. Een rijk gedetailleerd operagebouw of een moderne, prestigieuze Bijenkorf zou wat mij betreft de stad niet misstaan. Toch staan ze er niet. Eveneens als stadsmuren, nieuwe groene flats, futuristische kantoorpanden en nog tal van andere tot in de puntjes uitgewerkte ideeën. Dromen om de stad uit te breiden, te beschermen of te hernieuwen, die allemaal niet zijn uitgekomen. Een collectie ervan is zichtbaar gesteld in Nooit gebouwd Den Haag.

Dankzij de aanvulling van foto-impressies op de illustraties en toelichtingen kan ik me goed inbeelden hoe Den Haag er vandaag de dag uit had kunnen zien. De tentoonstelling is gevuld met suggesties voor verschillende doeleinden. Waarvan er bij de één een duidelijke verklaring is om de bouw niet door te laten gaan, vraag ik me bij de ander af waarom er een discussie over woedde – is dit niet gewoon een flatje? Soms ontzettend zonde dat bepaalde creaties zo snel mogelijk werden weggewuifd. Een ‘te moderne’ Bijenkorf; naar kubistische stijl gebouwd, inclusief meterslange glazen wand aan de Grote Marktstraat of een aantrekkelijk kantoorcomplex, middenin het centrum. Deze hadden de stad vandaag de dag niet misstaan. Ondertussen zijn deze plekken opgevuld met andere bouwcreaties. Degenen die meer bij de definitie van Den Haag passen.  

Het idee over wat Den Haag de stad maakt die het is, is voor iedereen verschillend. Terwijl ik door de tentoonstelling dwaal keur ik het ene ontwerp af, het andere zie ik al helemaal voor me. Ik bekijk het Spuiforum, ook bekend als het ‘Cultuurpaleis’, het liefste ga ik er vandaag nog heen. In Den Haag uit eten om me daarna te haasten, opgemaakt en full glam als een totaal ander persoon die van alle hoekjes van het multifunctioneel ingerichte orkest-, dans en theater- en conservatoriumgebouw geniet. Ik bewonder de visualisering van het desbetreffende gebouw tot het moment dat ik me besef dat ik zelden een soortgelijk cultuurpaleis heb bezocht. Word ik dan toch dermate beïnvloed door architectuur? Op dat moment vraag ik me af wat de invloeden van al deze uiteenlopende ideeën aan stadsuitbreidingen hadden kunnen zijn, als ze er wel echt waren.

Wederom laat ik me meeslepen door mijn fantasie maar concludeer al snel dat Den Haag zich door haar wél bestaande bouwgeschiedenis heeft gevormd tot wat het nu is. Ik vraag me dan ook niet af of de architectuur – welke dan ook – wel binnen het stadsbeeld past. De stad maakt zichzelf namelijk tot wat het is door de gebouwen die zich erin bevinden. Met alle meningen, ideeën en stemmen van de duizendtallen bewoners zit er eigenlijk ook altijd wel wat moois tussen. Maar ja, uiteindelijk is de keuze aan jezelf. Kijk je uit naar de torenhoge bouwwerken (die zonder je toestemming zijn geplaatst) of duik je net als ik de winkels in? Alleen de uitblinkers trekken mijn oog; het is haast een kwestie van smaak.